Islamitisch geestelijk verzorger in het Spaarne Gasthuis
Publiceerdatum
Sinds kort is het team geestelijke verzorging uitgebreid met Fatma Katirci. De ziekenhuiswereld is voor haar niet nieuw. Eerder werkte zij als oproepkracht voor het Antoni van Leeuwenhoek. “Ik ben onderdeel geworden van een prachtig team van mensen met verschillende achtergronden. Dat zie ik als een groot goed.”

Ze gaat moslimpatiënten in het Spaarne Gasthuis steun en begeleiding geven bij zingeving en levensbeschouwing. Zelf ziet ze ook kansen weggelegd voor bemiddeling en wil ze medewerkers graag leren over cultuur-sensitieve zorg voor patiënten met een niet-westerse achtergrond. Ik heb een dokter in Marokko. Wie de film heeft gezien weet dat hij op indringende wijze laat zien hoe patiënten van niet-westerse afkomst omgaan met ziekte en dood. Dat is anders dan in Nederland. Het zijn soms ingewikkelde casussen waar afdelingen tegenaan lopen.
Als je kwetsbaar bent val je terug in wat je kent
Fatma: “Zorg is voor patiënten van niet-westerse afkomst niet anders dan voor andere patiënten. Denk er maar eens aan dat je intens veel pijn hebt. Je wilt er ‘gewoon’ van af. Er moet wat aan worden gedaan. Maar pijn maakt je tegelijkertijd ook kwetsbaar. Je bent niet op je best. En als je kwetsbaar bent, val je terug op wat je kent. Je grijpt terug naar je bagage en referentiekaders. Soms begrijp je elkaar dan niet meer. Of wil de patiënt (of diens familielid) iets anders dan de zorgverlener. Ik probeer uit te zoeken wat er speelt bij de mensen. Door mijn achtergrond, taal en positie als theoloog/geestelijke krijg ik sneller het vertrouwen van moslimpatiënten. Dan vragen ze aan mij: hoe zou Allah dit dan willen?”
Inzicht delen geeft ander beeld
Fatma geeft nog een voorbeeld: “Als een patiënt met niet-westerse achtergrond in het ziekenhuis ligt, dan is dat de verantwoordelijkheid van de hele familie. Er wordt gekookt, gezorgd. En het oudste kind neemt vaak de beslissingen. Hij krijgt die bevoegdheid van de familie en via hem loopt het contact met de arts. En dat terwijl wij juist als uitgangspunt hebben onze patiënten zoveel mogelijk zélf de regie te laten houden. Vanuit ons referentiekader lijkt het alsof de patiënt zelf geen beslissing neemt. Maar dat is niet zo. Die beslissing is wel degelijk genomen. Alleen wordt deze op een andere manier gecommuniceerd. Door dit inzicht te delen met een arts ontstaat er een ander beeld. Hierdoor stel je de patiënt en diens familie centraal en kunnen de artsen hun werk goed doen. Daar doe ik het allemaal voor.”